De blauwe filter
Zijn vingers glijden over de kaarten in de oude fichebak. Meer dan honderd verhalen van mensen, huizen, straten, lege wijken, … Eerst vangt hij ze met zijn camera om ze later op te bouwen tot nieuwe verhalen. Doorheen de jaren is zijn collectie steeds grotere vormen beginnen aannemen. Zijn camera reist overal mee. De wereld om zich heen bekijkt hij door een lens. Een filter.
Als kind verzamelde hij foto’s in sigarenkistjes. Hij heeft er geen idee van hoeveel kistjes hij gevuld heeft. Doorheen de tijd is hij gestopt met ze nummers te geven. Sommige verhalen kan hij zich niet meer herinneren. Foto’s met vervaagde mensen. Hij kan enkel nog hun contouren van elkaar onderscheiden. Hun gezichten ontbreken. Ze zijn naamloos.
Dreadlocks, drieënvijftig jaar, zwart, muziek.
Hoed, tweeëntachtig jaar, snor, maatpak, gepensioneerd.
Bruine lokken, vijf jaar, ongebreidelde glimlach.
Blonde snit, moeder, open blik.
Enkele jaren geleden botste hij op een oude fichebak in het noorden van Frankrijk. Hij was onmiddellijk gecharmeerd door het oude meubel. De sigarenkistjes verdwenen naar zolder. Het meubel kreeg een prominente plaats in zijn schrijfkamer. De foto’s werden geklasseerd volgens gevoel. Melancholie. Eenzaamheid. Vreugde. Verwondering.
Zijn gedachten dwalen af. Er klopt iets niet. Zijn vingers glijden nog steeds door de fichebak. Zo veel beelden, zo veel verhalen. Het lijkt alsof het glas in het raamwerk ontbreekt. Alsof de essentie mankeert?. Hij kan het niet meteen onder woorden brengen. Het is een gevoel dat al langer door zijn hoofd dwaalt.
Ze heeft een sleutel, maar nog steeds belt ze aan.
‘Ik wil geen indringer zijn.’
Hij weet dat het geen nut heeft haar te overreden. Terwijl hij de koude koffie op het gasvuur opwarmt, hoort hij de fichebak opengaan.
‘Waarom zijn alle foto’s eigenlijk blauw?’
Een mokerslag.
De woorden blijven door zijn hoofd malen als een mantra. Blauw. Blauw. Blauw. Blauw. Blauw. Waarom is alles blauw? Waarom heeft hij hier niet eerder aan gedacht. Er niet bij stil gestaan. Het is altijd zo geweest, vanaf zijn eerste foto. Het toestel behoorde aan zijn grootvader toe. Hij registreert alleen maar blauwe tinten. Als kind dacht hij dat het normaal was, dat camera’s zo horen te zijn.
‘Slaap je?’
‘Mhm.’
Hij loopt verloren rond. Iedere vijf minuten verandert hij van vertrek. Registreert overal blauwe objecten in zijn huis. De blauw veters in zijn sportschoenen. De blauw balpen op zijn bureau. Blauwe boekenkaften. Het zoutvat. Het dopje op de fles. Alles wordt blauw. Hij weet niet meer hoe hij de andere kleuren moet herkennen. Hij kan ze niet meer zien. Plots voelt hij haar armen om zich heen. Zijn hartslag daalt. De koffie is opnieuw even zwart.
Er staan twee rugzakken in de hal. Een boterhammendoos en enkele flesjes water. Met kinderlijke vreugde kijkt ze hem aan. ‘Even herbronnen.’ Hij gaat naast haar in de auto zitten. Bestemming onbekend. Ze schuift een cd met Afrikaanse muziek in de speler. Om zichzelf niet te verliezen houdt hij stevig de deur vast. Mocht hij nu een foto van zichzelf nemen, zou hij zeker onder de categorie ‘totale ontreddering’ ingedeeld worden.
‘We gaan kleuren vangen.’
Al snel rijden ze de grens van Frankrijk over. Hij steekt een sigaret op. De nicotine brengt hem terug naar de realiteit. Ze streelt over zijn hand, haar ogen strak op de weg, doelgericht. Ze drijft de auto naar de voorsteden van Rijsel. Wanneer hij zijn fotocamera wil uithalen, duwt ze zijn hand zacht maar tegelijk resoluut naar beneden. Ze wandelen door de grauwe straten. Stukken van bromfietsen. Bierflesjes. Een oude man rookt een sigaret op een formica stoel uit de supermarkt. Een vuilniszak wordt opengekrabd door een rosse straatkat.
In het midden van de straat gaat ze zitten en haalt twee flesjes bier uit haar handtas. Hij kijkt haar aan, wil iets zeggen, maar de woorden komen niet. Ze lacht. De meeste huizen zijn verlaten. Achtergelaten verhalen die vervagen. De camera schiet door zijn hoofd. Hij zou de barsten in de gevels kunnen fotograferen. Het overwoekerd voortuintje.
Ze rijden van stad naar stad. Ontmoeten mensen om ze de dag nadien al vaarwel te zeggen. De camera ligt nog steeds onaangeroerd in het handschoenkastje. Het noorden ligt al lang achter hen. Met een koffer vol eten en een paar goede flessen wijnen, trekken dieper ze de bossen in, tot bij een meertje. De kleuren komen terug. Groene eikenbladeren. Een gele wielewaal. Haar licht gebruinde huid. Hij durft zijn fototoestel niet meer aan te raken. Geen filters meer.
Gabriëlle komt hem tegemoet gelopen met een wegwerpcamera in de hand.
Flits.
Thomas Jacques 2018